Dames en Heren, Beste Vrienden en Waarde Kameraden,

Het is mij natuurlijk een zeer groot genoegen weer in uw midden te zijn. Gij weet hoe graag ik te Geraardsbergen kom spreken en dat is geen vleierij Dat is werkelijk zo. Wanneer ik hier in deze zaal binnenkom, dan voel ik mij hier onder kameraden, dan voel ik mij onder vrienden, dan voel ik mij onder bekenden en ik heb de indruk dat de handdrukken die hier worden uitgedeeld, bijzonder warme en oprechte handdrukken zijn.

bob_claessens_8.jpg

Ik ben ook zeer tevreden dat u mij gevraagd hebt te spreken over het verschil in opvatting tussen de Kommunistische Partij en de sociaaldemocratische partij. Ziet gij, dat is een onderwerp waarover ongelooflijk veel domheden, veel fanatieke en veel verkeerde gedachten zijn naar voorgebracht.

Diegenen onder u die gehoopt hebben dat zij hier van mij een soort haatdragende rede zouden horen tegenover de socialisten, die zullen zich ontgoocheld vinden. Dat is werkelijk mijn bedoeling niet. Wij hebben tal van dingen met de socialisten gemeen, maar er zijn ook tal van dingen en die absoluut fundamenteel zijn, grondleggend, die ons van de sociaaldemocraten onderscheiden.

De bedoeling is om dit op de meest kalme en op de meest wetenschappelijke namen duidelijk te maken. Ik zal dat, zeg ik, met een zeer rustig gemoed doen, zonder mij ooit uit te laten in harde, brutale of onbeleefde woorden. Iemand die begint te schimpen, te schelden, is gewoonlijk iemand die niet absoluut zeker is dat hij gelijk heeft. Dat ziet gij in een ruzie thuis. Deze die het hardste roept van man of vrouw, als er ruzie wordt gemaakt, is gewoonlijk niet diegene die gelijk heeft, maar degene die hard roept doet dat alleen om te doen geloven dat hij gelijk heeft. Ik zal dus, integendeel, zeer eenvoudig spreken omdat ik de wetenschappelijke overtuiging heb dat de kommunistische partij het bij het rechte en het ware einde heeft.

Zie nu bv. de toestand in Frankrijk. Men heeft op een gegeven ogenblik gedacht: “Wij geraken er niet meer wijs uit. Wij gaan dat op een andere manier proberen”. Met toedoen van socialistische leiders zoals Guy Mollet, heeft men een dictator, De Gaulle, aan de macht gebracht. Maar hoe snel heeft men niet moeten vaststellen dat ook De Gaulle geen oplossing kan brengen aan de hangende vraagstukken. Alleen het gezond verstand telt op het ogenblik, het Franse proletariaat kent de oplossingen, de enkele ware oplossingen, die van de kommunistische partij.

Het komt er dus op aan te onderzoeken in hoever de kommunistische en socialistische partij nagenoeg hetzelfde nagestreefd hebben en nastreven. In hoever er een onderscheid is en in hoever er tussen socialisten en kommunisten kan en moet samengewerkt worden.

Dit is het onderwerp dat nu volgt. Gij weet dat de grondvesten van de kommunistische partij, wetenschappelijke grondvesten zijn. Wij houden van de mens en zijn van mening dat alleen een arbeiderspartij en dat alleen de arbeidersklasse draagster is van de toekomst en in staat om een meer samenhangende en meer geordende maatschappij op te bouwen.

Ik denk dat het geen verder betoog hoeft om te bewijzen dat de kapitalistische maatschappij een verloren maatschappij is, die zich met moeite, doorheen het zwieren van atoombommen en het uitspreken van brutale woorden, staande houdt.

De kapitalistische maatschappij is veroordeeld en is veroordeeld door haar eigen wanorde. Is deze wanorde niet duidelijk? Zie bv. de toestand in België, in West-Europa over het algemeen. In België, in plaats van de rijkdommen van het land uit te baten tot het uiterste, is men verplicht zeer rijke koolmijnen, de ene na de andere te sluiten. Men is verplicht om een land zoals België, waarvan de voornaamste rijkdom kolen is, een oud industriegebied zoals de Borinage, eenvoudig van de economische kaart van het land weg te vagen. Als dat geen wanorde is, wat is dan eigenlijk wanorde?

Op het ogenblik liggen in België voor de mijnen meer dan 8 miljoen ton kolen onverkocht en onverkoopbaar. Het plan is om de productie van kolen in België met 4 à 5 miljoen ton per jaar te verminderen, dan als in een socialistisch land, zoals de Sovjet-Unie, China, Polen, Oost-Duitsland, het plan is om de productie steeds te verhogen.

In de verschillende landen die samen in die EGKS, de kolen- en staal vennootschap verenigd zijn, zitten zij in elkaars haar omdat overal de kolen zich aan het opstapelen zijn en terwijl in West-Duitsland, in België, Holland, Frankrijk, de kolen zich opstapelen, voert men met volle scheepsladingen Amerikaanse kolen in.

Als dat geen onsamenhangende maatschappij is, wat moet men dan een onsamenhangende maatschappij noemen? Er bestaat een Amerikaanse mop over de overdreven kolenproductie. Niet overdreven dat iedereen kolen heeft, maar overdreven dat er veel koopkolen zijn, dat men ze zou kunnen kopen. Gij weet dat er in Amerika geen werklozensteun bestaat. Als een man werkloos is, dan heeft hij geen centen en al wat hij op krediet heeft gekocht wordt bij hem door de deurwaarder weggehaald.

Dat is de Amerikaanse maatschappij. Welnu, het dochtertje van een mijnwerker, in volle winter, zegt aan haar moeder:

“Moedertje, het is hier toch zo koud, waarom doet gij de stoof niet branden?” En de moeder antwoordt: “Kind, omdat wij geen kolen hebben”. – De vader is mijnwerker wel te verstaan. – “Maar moeder”, zegt het kind, “waarom hebben wij dan geen kolen »? “Wel kind, omdat vader geen werk heeft”. Het kind vraagt dan “En waarom hoeft vader geen werk »? En de moeder antwoordt “Omdat er te veel kolen zijn, kind.”

Een maatschappij waar het dochtertje van een mijnwerker moet koude lijden omdat er te veel kolen zijn, dat is een maatschappij die veroordeeld is, door het eenvoudig gezond verstand, evenals zij veroordeeld is door de geschiedenis. Een maatschappij, die op een dertigtal jaren tijd, twee wereldoorlogen heeft ontketend, waarbij in de eerste meer dan 20 miljoen en in de tweede meer dan 50 miljoen mensen gestorven zijn, dat is een maatschappij die veroordeeld is door de geschiedenis en door het gezond verstand.

Ik denk dat daarover iedereen het nagenoeg eens is, dat in de plaats van deze maatschappij een andere maatschappij in de plaats moet komen. Dat moet voor ieder denkend mens duidelijk zijn. Dat deze andere maatschappij, die in de plaats moet komen, een socialistische maatschappij is, dat moet voor ieder welgeïnformeerde en denkend mens insgelijks duidelijk zijn.

Rusland was het meest achterlijke land van Europa. Het heeft na een afschuwelijke oorlog en een burgeroorlog, in 1921 met zijn opbouw kunnen beginnen … beginnen. Deze opbouw was in volle gang als in het jaar 1941 alles opnieuw verwoest werd door de oorlog, waarna men opnieuw van voren af aan moest beginnen. Dat land, het meest achterlijke land van Europa, tweemaal verwoest, staat op het ogenblik met een productie die bijna zo groot is als die van de Verenigde Staten van Amerika, waar nooit een vernietiging heeft plaats gehad en wij weten dat in 1965 de productie, per inwoner en van al de producties, hoger zal liggen dan in om het even welk land van de wereld, met een vermindering van de werkdag op 5 uren, met een verhoging van de lonen met 40 % en met het uitschakelen en het uitzijn van betalen van belastingen. Van 1960 af betalen de Sovjetburgers geen belastingen meer.

Welnu, als dat u niet het bewijs levert dat de socialistische maatschappij met reuzenschreden de kapitalistische maatschappij kan inhalen en dus een betere maatschappij is, wel dan vraag ik mij af, welk bewijs de mensen, de denkende mensen, nog nodig hebben. Dat is een waarheid die daar staat als een paal boven water.

De middelen om deze nieuwe maatschappij op te bouwen werden ons tot in de kleinste puntje aangetoond door twee geniale mensen “Marx en Engels”, die op de meest wetenschappelijke wijze de kapitalistische maatschappij hebben ontleed, haar einde hebben voorzien, de socialistische maatschappij hebben ontleed en haar opgang hebben voorzien.

Nu is het vraagstuk dit. Hoe moet men deze socialistische maatschappij opbouwen? Daarover zijn socialisten en kommunisten het niet eens.

Wanneer ik nu spreek over socialisten, dan bedoel ik deze socialisten, die nog marxisten zijn. Het is een zeer eigenaardig verschijnsel dat, in de schoot der socialistische maatschappij, tal van mensen zijn die geen marxisten meer zijn en ook nooit beweerd hebben marxisten te zijn.

Ik maak aan een mens geen verwijt van geen marxist te zijn. Ik zou het hem verschrikkelijk kwalijk nemen dat iemand mij zou zeggen: “ik ben een marxist” en het in feite niet zou zijn. Maar er zijn in de socialistische partij elementen die vroeger beweerd hebben, maar die nadien gezegd hebben: “wij zijn geen marxisten, wij hebben andere plannen voor de dag”. Ik denk bv. aan een man zoals Spaak, die gans eerlijk en oprecht heeft gezegd: “Ik ben geen marxist. Ik wil een soort samenvloeisel maken tussen de principes der Rooms-katholieke kerk en de principes van Marx. Een soort verbond tussen de christelijke beschaving en hetgeen dat goed is in het socialisme. Ik wil er voor zorgen dat de arbeiders in de schoot van de kapitalistische maatschappij een eerlijk deel krijgen”. Die mensen stel ik buiten rekening.

Wanneer ik zeg dat socialisten en kommunisten hetzelfde doel nastreven, is het te zeggen, het omverwerpen van de kapitalistische maatschappij en de vervanging van deze maatschappij door een nieuwe socialistische maatschappij.

Toen in België de Belgische Werkliedenpartij gesticht werd – ik kan mij met een jaar of twee vergissen, dat moet gebeurd zijn in het jaar 1887 [1877 – MIA] ongeveer – vergeet dan niet dat deze partij geen zuiver marxistische partij was. De Belgische Werkliedenpartij is ontstaan uit het samensmelten van tal van bestaande organisaties, waartussen er marxistische waren en waartussen er waren die geen marxistische waren. Dezen die de leer van Proudon nastreefden, anderen die min of meer waren beïnvloed door Bakoenin, enz., enz., zodat er in de Belgische Werkliedenpartij vanaf het eerste ogenblik een soort onduidelijkheid is geweest over de grondbeginselen.

Zij hadden te kiezen, ofwel tamelijk eng maar dan houdend aan de grondbeginselen, ofwel veel breder maar dan veel minder duidelijk over de grondbeginselen. Zij hebben de tweede manier gekozen en zij hebben, laat ons eerlijk zijn, behalve enkele zware fouten zoals bv. een bondgenootschap met de liberalen, waaraan zij de staking voor het algemeen kiesrecht hebben opgeofferd, werkelijk voor de arbeider gewerkt en er is werkelijk verbetering in het lot van de arbeider gekomen.

Dat moeten wij een feit noemen. Zij waren tot in het jaar 1914 een oppositiepartij, een partij die niet wilde samen in een regering zitten met vertegenwoordigers van de klassevijand, met de bourgeoisie.

De grote moeilijkheid, de grote splitsing, is ontstaan over de houding die men moest aannemen in 1914 tegenover de oorlog.

De socialistische internationale, die de oorlog zag aankomen, was het jaar daarvoor, in 1913, te Basel bijeengekomen en zij hadden daar onderzocht wat de socialistische partij moest doen ingeval de oorlog uitbrak en met algemene stommen werd bepaald dat, ingeval van oorlog, het proletarisch internationalisme moest zegevieren. Dat de arbeiders in de verschillende landen zich als broeders moesten beschouwen en de kapitalistische imperialistische oorlog moesten veranderen in een klassenoorlog.

De inkt was op het papier nog niet droog wanneer de oorlog is uitgebroken en wat hebben wij gezien? In alle landen, behalve in twee, hebben de socialisten de zijde gekozen van hun kapitalisten tegen hun broeders in de andere landen. In alle landen, behalve in twee.

In Duitsland zijn twee mensen na enkele dagen gaan inzien en gezegd “Oei, wij hebben ons vergist” en hebben dan een prachtige houding aangenomen. Dat waren Karel Liebknecht en Rosa Luxemburg, die later door de reactie en onder bewind van een socialistische minister, nl. Noske, zijn vermoord.

De Belgische socialisten hebben op dat ogenblik een zware vergissing begaan. Zij hebben de zijde gekozen van hun proletariaat, zijn mee in de burgerlijke regering getreden en zijn in het chauvinisme vervallen.

Ik wil hun die vergissing niet ten kwade nemen. Ze stonden voor de eerste keer voor een zeer eigenaardige oorlog en het kan iedereen overkomen zich te vergissen. Wij, kommunisten, hebben ook zeer veel vergissingen begaan, maar wij hebben ze tenminste altijd bekend en verbeterd. Dat is een van de grote verschillen tussen beide partijen.

Ge hebt mensen die nooit hun ongelijk kunnen inzien. Dat bewijst ten eerste, dat zij een eigenaardig karakter hebben, maar dat bewijst ten tweede, dat het gevaar bestaat dat zij diezelfde vergissingen nog zullen begaan.

Maar twee arbeiderspartijen in de wereld namen stelling tegen de oorlog en tegen hun eigen bourgeoisie. Dat waren in Rusland, de linkervleugel van de Russische arbeiderspartij, die men de bolsjewieken noemde, de partij der meerderheid en de rechtervleugel was de mensjewieken, t.t.z. de minderheidspartij, die zich aan de zijde schaarde, niet van hun bourgeoisie, maar van hun tsaar om de oorlog te gaan voeren. Het tweede land, waar een deel van de socialisten trouw bleven aan de beginselen en aan wat ze ondertekend hadden in 1913 te Basel, dat was de linkervleugel van de socialistische partij van Bulgarije, onder leiding van G. Dimitrov.

Dat was een eerste zwaar verschil. Maar er bestond bijna overal nog maar een enkele partij en het was in de schoot van die arbeiderspartij dat zich deze kwestie moest uitvechten. Na de oorlog zag men in alle arbeiderspartijen in Europa en in de wereld een splitsing ontstaan. De enen, die de gedurende de oorlog gevoerde politiek wilden veroordelen en zich akkoord wilden verklaren met de revolutie die intussen in Rusland was doorgevoerd en de anderen, die de politiek van samenwerking met de bourgeoisie wilden voortzetten en de revolutie van Rusland wilden veroordelen.

Aldus ontstonden in de verschillende landen de kommunistische partij enerzijds en de socialistische partij anderzijds.

Waar zat nu het principieel verschil?
1° In de beoordeling van de houding die men had aangenomen gedurende de oorlog en die men wilde voortzetten door verder samen te werken met de bourgeoisie.
2° In de beoordeling die men uitsprak tegenover de Russische revolutie.

Inderdaad, de socialisten verweten aan de Russische revolutie dat zij harder dictatoriale maatregelen hadden genomen tegen de tsaristen en tegen de kapitalisten en zegden: “Dat is geen socialisme. In een socialistische maatschappij mag iedereen zijn gedacht zeggen, ook de tsarist, ook de wit-gardistische officieren en ook de kapitalisten.”

De kommunisten waren van mening dat, zodra het proletariaat de macht in handen heeft genomen, het deze macht moet gebruiken om de tsaristen en de kapitalisten te breken. Dat was het verschil.

Laat ons eerst de kwestie beschouwen op grond van principes. De socialisten van de Tweede Internationale beweerden dat Lenin de gedachte van Marx had verkracht en zegden: “Nergens heeft Marx gesproken over dictatuur van het proletariaat”, terwijl integendeel de kommunisten beweerden:” Marx heeft zeer duidelijk de dictatuur van het proletariaat voorzien, aangeraden en onontbeerlijk beschouwd en vooropgesteld.”

Wie nu Marx leest, grondig leest, niet onmiddellijk is het dat Marx van in den beginne, t.t.z. vanaf het manifest – wanneer hij dus 29 jaar oud was, want het manifest is geschreven in België, te Brussel, in 1847, wat tamelijk geniaal was voor zijn leeftijd – daar spreekt over de noodzakelijkheid van de machtsname en van het breken van de tegenstrever. Maar wat Marx niet wist in 1847 dat was hoe men dat moest aan boord leggen. Het was inderdaad geen gemakkelijke kwestie, maar hij zag duidelijk in dat het noodzakelijk was, als het proletariaat aan de macht was, onmiddellijk in te grijpen opdat de kapitalisten niet terug aan de macht zouden komen.

Maar hoe dat moest gebeuren, dat wist hij niet. Hij slaat er een weinig … niet naast, maar een weinig in het blinde. Het is in 1871 dat het voor Marx duidelijk is geworden. Waarom? Omdat in 1871 het Frans proletariaat de commune te Parijs had doorgevoerd, de macht in handen had genomen en de dictatuur van het proletariaat spontaan heeft ingevoerd. En Marx heeft onmiddellijk gezegd: “Daar hebben wij het. Ik heb het bij de arbeiders zelf moeten leren. Zij hebben het ingezien”. Hij schreef dus in zijn boek dat hij in 1871 heeft geschreven en de naam draagt “De burgeroorlog in Frankrijk” zeer duidelijk: “Zo moet het gebeuren”. Hij toont zelfs aan waar deze arbeiders een paar vergissingen, kleine vergissingen hadden begaan, maar het principe duidelijk hadden ingezien.

In 1891, twintig jaar later, na de dood van Marx, wanneer zijn volgeling, zijn vriend, zijn tweelingbroer, “Engels” een nieuwe uitgave bezorgde van “De burgeroorlog in Frankrijk”, dan zegt hij in het voorwoord het volgende en dit is letterlijk:

“De sociaaldemocratische filisters beven voor de dictatuur van het proletariaat. Welnu, dat zij naar de Commune van Parijs kijken. Dat was de dictatuur van het proletariaat.”

Het lijdt dus geen twijfel dat Marx theoretisch de dictatuur van het proletariaat had voorzien en omschreven. Maar als dat maar alleen een theoretische zaak was dan zou het de moeite niet zijn van daar ruzie over te maken, want wij zijn geen mannen die zeggen: “Ja maar nee hé, bladzijde 731, vierde lijn, heeft Marx gezegd…”. Dat is geen bewijs. Het wordt alleen een bewijs wanneer de geschiedenis dat bewaarheid. Heeft de geschiedenis dat bewaarheid?

Wel, kijk een ogenblik rondom u en bekijk de wereld zoals ze is. Zoals ze is vandaag voor ons. Waar hebben de kommunisten, op grond van het marxisme, het socialisme opgebouwd en het kapitalisme omvergeworpen? Niet in het Prinsdom Monaco, maar in de Sovjet-Unie, China, Noord-Korea, Noord-Vietnam, Mongolië, Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Bulgarije en in de helft van Duitsland.

Dat is te zeggen op een derde van de wereld en dat behelst meer dan 1 miljard mensen, t.t.z. bijna de helft van de mensheid. Dat kan als een in het oog springend resultaat beschouwd worden. Er zijn werkelijk geen verrekijkers en geen microscopen nodig om de successen van de kommunistische theorie vast te stellen. Die liggen daar voor de hand.

Neemt een Tupolev-vliegtuig in Brussel. Vliegt 1u05. Landt in Praag en daar kunt gij met uw eigen ogen zien. Ik, die alle veertien dagen naar Berlijn vlieg, 2u30, zie het daar regelmatig met mijn eigen ogen en dat is in een ouderwets vliegmachine. Het is dus daar voor de hand. Iedereen kan het gaan zien. Onze kinderen die bij de pioniers zijn gaan hun vakantie doorbrengen daar in die socialistische landen.

Waar ter wereld heeft de sociaaldemocratische theorie, waar zij aan de macht was, het kapitalisme omvergeworpen? Waar heeft zij het socialisme opgebouwd? Nergens! Het is een feit. Ik zeg dat zonder ironie; ik zeg dat met spijt. Maar voor mij is het duidelijk dat in de politiek datgene goed is wat gelukt. Woorden daarover dat is het enige, maar feiten zijn daar veel belangrijker.

Is het noodzakelijk de dictatuur van het proletariaat door te voeren? Zou men het niet zonder die dictatuur van het proletariaat hebben kunnen doen? Men heeft het geprobeerd. Nemen wij bv. een land zoals België. In een land zoals België is de socialistische partij reeds verschillende malen aan de macht geweest; hebben zeer goede hervormingen doorgevoerd, doch dan komt de volgende verkiezing en dan komt de CVP aan de macht en dan is het gedaan met hervormingen. Neemt bv. hetgeen Collard heeft verwezenlijkt. Dat is een voorbeeld. Maar neemt andere landen.

Neemt bv. Spanje. Laat ons nu een ogenblik zeggen, goed. Maar wat zou er nu gebeuren als nu twintig jaar lang de sociaaldemocraten met hun bondgenoten aan de macht waren en zij hadden werkelijk het merendeel der stemmen en der zetels, zouden zij dan iets, zonder dictatuur van het proletariaat, kunnen doorvoeren?

Luistert eens, probeert nu een ogenblik te vergeten dat gij arbeiders zijt en denkt nu een ogenblik dat gij bankiers zijt. Dat in plaats van per fiets of bromfiets te rijden, gij in een Rolls-Royce rijdt en dat gij over een grote bank beschikt. Dat gij eigenaar zijt van al de koolmijnen van België en van Congo en dat de socialisten aan de macht komen en zeggen: “Alle, dat wordt genationaliseerd”. Wat doet gij dan? Gaat gij dat laten gebeuren? Dat laat gij niet gebeuren. Zijt gij nu in de minderheid en bankier, zo’n goeie democraat, dat gij zegt: “Ha, het is goed, ik ben in de minderheid, voilà, gij krijgt mijn bank cadeau”.

Neen, als de kapitalisten in de minderheid zitten, als ze het pleit verloren achten op het terrein van het parlementarisme en van de wettelijkheid, dan stropen ze hun mouwen op en gaan ze doen zoals “De Witte” van Ernest Claes, er voor vechten.

Is dat een uitvindsel van mij, of heeft de geschiedenis ons dat geleerd? Het gevaar bestond in Italië. Het nam er de weg naar dat misschien de socialistische gedachte in Italië op vredelievende manier zou gaan zegevieren. Wat deden de kapitalisten? Ze brachten Mussolini aan de macht en zij wierpen hun eigen wettelijk omver om het fascisme in de plaats te brengen. En in Duitsland, Hitler, of zijn wij die misschien al vergeten?

Neemt een voorbeeld aan Guatemala. In Guatemala was de macht in handen van de arbeiders, doorheen een partij die een uiterst linkse sociaal democratische partij was en met zeer ernstige vakbonden. Hebben zij het kunnen volhouden? Wat hebben de Amerikaanse en Guatemalteekse kapitalisten gedaan? Benden bewapend en de arbeiders vermoord, om de macht met geweld terug in handen te nemen. Maar Guatemala is ver weg en is misschien door velen van u onbekend.

De mensen van mijne ouderdom en ik zie er in de zaal, want ik ben toch niet de alleroudste, herinneren zich misschien nog wel wat er is gebeurd in Spanje in 1936. Daar had de republikeinse regering, onder leiding van de liberalen, niet van de kommunisten, de macht in handen gekregen, op de meest normale wijze, door een verkiezing en ze gingen dat eens doen zonder dictatuur. Franco werd verplaatst naar het Noorden van Afrika, maar alle vrijheden bleven bestaan, ook voor de afschuwelijkste kapitalisten en voor de grote sabelleurders en voor de jezuïeten en voor al de rest.

Wat gebeurde er toen? Wat er toen gebeurde dat was de opstand van Franco. Dat waren jaren burgeroorlog. Dat was de dood van duizenden en tien duizenden en honderd duizenden mensen. Dat was de wurging van de Spaanse Republiek. Is dat duidelijk?

Wil dat nu zeggen dat wij, kommunisten, van oordeel zijn dat wij alleen door geweld een revolutie kunnen doen?

Vrienden, onthoudt één ding. Wanneer men aan de kommunisten verwijt dat zij met geweld de socialistische maatschappij willen opdringen, dan is dat verkeerd. Al de revoluties die wij hebben doorgevoerd zijn op de meest eenvoudige, simpele manier doorgevoerd. Het bloed is beginnen vloeien tengevolge van de tegenrevolutie. De Republiek der Sovjets werd ingevoerd in één dag tijd. Hoeveel schoten zijn er dan gelost? Om tien uur ‘s avond was het gedaan, maar toen stonden de Denikins, de Kozaks, enz. enz. op en dan is er gevochten geweest tegen de contrarevolutie.

In Spanje is de verandering gebeurd zonder één druppel bloed te vergieten. Wanneer is het bloed beginnen stromen? Wanneer de contrarevolutie is begonnen.

In Hongarije is de revolutie doorgevoerd zonder één druppel bloed. Wanneer is er bloed gaan vloeien in Hongarije? Wanneer de contrarevolutie is begonnen.

Dus, is een partij zoals de onze er helemaal van overtuigd dat een revolutie helemaal niet bloedig hoeft te zijn en dat de bloedigheid van de revolutie alleen afhangt van de kracht waarover de contrarevolutie beschikt. Is dat duidelijk? Wij zijn er van overtuigd dat, naarmate de contrarevolutie in de wereld verzwakt, de revoluties minder en minder bloedig zullen zijn en dat wellicht de dag zal aanbreken dat zij zullen kunnen doorgevoerd worden langs de eenvoudige parlementaire weg. Wanneer ten minste men kan rekenen op een harde, resolute parlementaire strijd zonder compromis en steunend op de kracht der arbeiders van een georganiseerd proletariaat.

Nu kunnen sociaaldemocratische vrienden mij zeggen: “Maar Bob”, want ik heb veel sociaaldemocratische vrienden die mij gewoonweg Bob noemen en met wie ik zeer bevriend ben, “maar Bob, dat hebben wij toch altijd gezegd.” Dan moet ik zeggen: “Dat hebt gij nooit zo gezegd. Wat gij wilt doen is het kapitalisme zo veranderen, dat gij in de schoot van het kapitalisme het socialisme wilt opbouwen. Wat gij ten slotte wilt dat is, verkrijgen van de kapitalisten dat zij verstandig genoeg zouden worden om datgene cadeau te doen waar gij de moed niet voor hebt hun af te dwingen.”

Dat is de kwestie. En dan leest gij in socialistische tijdschriften dat het kapitalisme fel veranderd is. Dat het kapitalisme niet meer is wat het was. Dat het verbeterd is geworden. Dat zij meer begrijpen. Dat zij liefde en ontzag beginnen te krijgen voor de arbeiders en dat men zich dus met deze mensen kan verstaan om met hun hulp het socialisme op te bouwen.

Inderdaad, de kapitalisten hebben ontzag gekregen voor de georganiseerde arbeiders. Wanneer dezen een macht vertegenwoordigen, dan zullen zij er niet meer met geweld op losgaan, dan zullen zij ze bedriegen. Dan zullen zij met compromissen voor de dag komen. Dan zullen zij op de volgende manier te werk gaan: “Jongens, gij zijt aan het staken in de Borinage, opdat wij de mijnen niet zouden sluiten; opdat gij niet zonder werk zou vallen. Maar luistert eens: Wij moeten de mijnen sluiten, want als wij dat niet doen dan helpen wij de Russen en dan zouden wij schieten in de rug van onze eigen landgenoten, nl. de Duitsers, Italianen en Fransen. Het hangt niet van ons af, maar van die internationale organisatie waartegenover wij verplichtingen hebben. Dus daar kunnen wij niets aan doen. Maar weet gij wat wij zullen doen? Wij zullen aan die internationale organisatie vragen dat zij een toestand van open-crisis uitspreekt en gij zult zien, zij zullen dat doen. Als zij dat gedaan hebben zullen zij ons natuurlijk steunen om u te helpen, om u een betere werklozensteun uit te betalen, een soort levensverzekering, een bestaanszekerheid, tot op het ogenblik dat wij nieuwe fabrieken zullen hebben opgebouwd met hulp van de kapitalisten, met hulp van de regering en dan zult gij in die nieuwe fabrieken werk vinden.”

Dan ziet men vakbondleiders dat compromis aanvaarden en dan ziet men dat de EGKS de open-crisis kennelijk niet uitspreekt. Dan heeft men ook aan de arbeiders beloofd: “Wij zullen geen Amerikaanse kolen meer binnenlaten, waarop Mr. Foster Dulles zijn wenkbrauwen bij elkaar fronst en zegt: “Wat is dat? Geen Amerikaanse kolen meer leveren? Zoudt gij dat durven?” “Neen, neen, dat hebben wij niet bedoeld natuurlijk, de Amerikaanse koopwaren kunnen verder binnen”. En als men dan zegt: “Maar wat voor fabrieken gaat gij nu bouwen om nieuw werk aan de mijnwerkers te geven die gij buiten smijt?” Dan zegt men “Dat weten wij nog niet. Dat moet planmatig worden opgesteld. Dat kan niet op vijf minuten gebeuren en ook niet op vijf jaar”.

Het enige werk dat men totnogtoe aan de stakende, of liever aan de buitengegooide werkloze mijnwerkers van de Borinage heeft aangeboden, is het snijden van patates frites in verschillende kantines. Het is helaas geen grap, dat is waar.

Compromis aangaan met de bourgeoisie omdat men hoopt dat zij beter zal worden, dat is een zwaar verlies. De bourgeoisie geeft nooit of nooit iets cadeau. Alleen geeft zij iets wanneer men het haar afneemt, wanneer men het haar afdwingt. Wanneer zij tegenover een niet georganiseerd en naakt proletariaat staat, dan gebruikt zij, tegenover dat proletariaat, de gewapende macht en de artillerie. Diezelfde bourgeoisie die met handschoenen aan de Belgische arbeiders beleefd behandelt, schiet met kanonnen op de zwarte arbeiders van Leopoldville omdat deze mensen zwak zijn en ongeorganiseerd. Rekenen op de goedertierenheid van de bourgeoisie en zeggen: “zij veranderen, zij veranderen, zij veranderen”, dat is een enorme vergissing.

Wij hebben nooit gezegd dat een revolutie kan worden doorgevoerd door compromissen met de bourgeoisie aan te gaan. Door het geloven in een verbetering van de bourgeoisie. Wij hebben altijd gezegd dat, “de revolutie, t.t.z. een verandering van maatschappij, alleen kan worden doorgevoerd door een harde strijd tegen de bourgeoisie. Maar deze strijd moet niet noodzakelijk een bloedige strijd zijn. Dit kan ook een strijd zijn waarbij men de tanden toont om niet te moeten bijten.”

Dit is een van de zeer grote verschillen die thans bestaan tussen de eerlijkste onder de sociaaldemocraten, deze die werkelijk de maatschappij veranderen willen, en de kommunisten. Maar dat is niet het enige. E zijn andere, fundamentele zaken die verschillend zijn. De houding tegenover het proletarisch internationalisme bv.

Kijk. Wij, kommunisten, zijn van mening, dat wij aan de zijde moeten staan van de Chinese Republiek, van de Poolse Republiek, van de Hongaarse Republiek en vooral van de Sovjet-Unie. Waarom? Omdat dat Russen, Chinezen, Polen of Hongaren zijn? Neen. Omdat zij nooit een vergissing hebben begaan? Neen. Maar waarom? Omdat in deze landen is verwezenlijkt of zich aan het verwezenlijken is datgene wat wij als de toekomst van de wereld beschouwen, met alle vergissingen die daarbij kunnen gebeurd zijn.

Weet gij wie zich nooit vergist? Hij die nooit iets doet. Gij zult nooit een te kleine schoen maken, als gij geen schoenen maakt. Maar als gij schoenen maakt hebt gij kans, er van tijd tot tijd een te enge of te grote te hebben, maar dan hebt gij tenminste schoenen gemaakt.

Welnu, wij zijn aan de zijde van die volkeren, van die landen, waar aan de macht zijn de arbeiders, onze broeders en de boeren, onze bondgenoten. Wij hebben vertrouwen in landen waar het arbeiders en boeren zijn die aan de macht zijn, omdat wij weten dat in die landen geen mens belang heeft bij een oorlog. Omdat wij weten dat in die landen geen mens een kopek meer in zijn zak steekt wanneer er met de vleet wapens worden gemaakt, maar integendeel iedereen minder welstand heeft, wanneer hij in plaats van meer moto’s, meer auto’s, meer naaimachines, helaas machinegeweren, kanonnen en tanks meer produceert.

Maar wij zijn niet aan de zijde van een land waar onze klassevijanden aan de macht zijn; waar de bankiers en de grote wapenfabrikanten aan de macht zijn; waar de buitenlandse politiek wordt gevoerd door een bankier zoals Foster Dulles en de plak wordt gezwaaid door de heren van de “General Motors”, van “Dupont-Delarmour” en andere grote trusts, waarvan wij weten dat het belang van die mensen altijd daarin bestaat de arbeiders te bedriegen, te bestelen en te onderdrukken. Wij weten dat hun rijkdom wordt gevestigd op de onderdrukking van de arbeiders. Wij weten dat er geen enkele kapitalist is in de Verenigde Staten van Amerika, die er geen belang bij heeft oorlogsvoorbereidingen te doen, want deze winst gaat in zijn zak en dat op zo’n eenvoudige manier.

Er is een crisis in de automobielnijverheid in Amerika. Zware crisis. Wat moeten nu de heren eigenaars en bankiers die achter deze fabrieken zitten doen om voort geld te verdienen? De mensen verplichten om auto’s te kopen? Dat is veel eenvoudiger. Door in plaats van auto’s, tanks te bouwen, enz. en te zeggen: “Mijnheer, gij moet een tank kopen en die betaalt gij met uw belasting”. Iedere Amerikaanse staatsburger heeft minstens een tank betaald. Hoeveel machinegeweren zou gij al betaald hebben met uw belastingen? Wanneer ge bedenkt dat meer dan de helft van onze lasten daarvoor worden gebruikt. Gij kunt geen naaimachine kopen, maar men verplicht u een machinegeweer te kopen. In welke zak gaat dat kapitaal? In de zak van de bankiers en de financiers en fabrikanten van oorlogsmateriaal.

Begrijpt gij de toestand?

Hoe zouden wij dan niet aan de zijde staan van een land waar arbeiders aan de macht zijn en er ons niet tegen keren, maar minder vertrouwen stellen in de politiek van een land waar het onze klassevijanden zijn die aan de macht zijn.

Voor ons is de zaak zeer duidelijk. Indien de socialistische revolutie was doorgevoerd geweest in Amerika. Indien het de arbeiders van Kontiki waren en van Detroit, die het socialisme aan het opbouwen waren en indien in Rusland de tsaar nog aan de macht was, dan zouden wij staan aan de zijde van de Verenigde Staten van Amerika en niet het minste vertrouwen hebben in de tsaar van Rusland. Deze positie schijnt mij, voor een klassebewust mens, zó eenvoudig, zó duidelijk, dat ik niet begrijpen kan dat er één klassebewust mens daaraan kan twijfelen en nochtans wat zien wij – en dat is een grondleggend verschil tussen de sociaaldemocraten en wij. Dat zij zich inspannen om het bondgenootschap van ons land met de Verenigde Staten van Amerika, met de bankiers, te behouden en dit bondgenootschap te keren tegen de Sovjet-Unie, een land waar arbeiders en boeren aan de macht zijn.

Dat kunnen wij onmogelijk begrijpen. Dat kunnen wij niet. Indien tenminste, dit bondgenootschap ons onmiddellijke voordelen bracht en niet omgekeerd. Indien men zou zeggen: “Luistert. Wij zien ze niet liever dan jullie dat doen, maar ze brengen op. Ze geven ons werk. Waar zouden wij zijn als wij de hulp niet hadden van de Amerikanen.” Dan zou ik dat misschien principieel niet schoon vinden, maar dan zou ik dat praktisch kunnen begrijpen.

Maar wat koopt Amerika van ons? Wat exporteren wij naar Amerika? Niets … NIETS. Wij kopen in Amerika, maar zij kopen niet bij ons. Sturen wij ons kolen die wij te veel hebben naar Amerika? Neen, Amerika stuurt kolen naar ons. Wij die er te veel hebben, die ons eigen kolen niet kwijt geraken.

Deze politiek is niet alleen verkeerd op het plan van oorlog en vrede, op het plan van proletarisch internationalisme, maar zij is verkeerd op het plan van de eenvoudige alledaagse arbeid, van de eenvoudige alledaagse economie.

En dan stelt men zich de vraag, waarom? En dan zijn er onder ons, kameraden die voortvarend en zonder nadenken zeggen “Verraad, verraad…”. Er zijn te veel kameraden onder ons die zonder nadenken het woord “verraad” en “verkocht” en dergelijke dingen uitspreken. Zo eenvoudig is de zaak niet. Zij lichten in tal van vraagstukken, te lang om uit te leggen, waarbij men kan zeggen dat mensen, die het te goed hebben en een persoonlijke revolutie hebben doorgevoerd, minder gemakkelijk dan iemand die dicht bij de arbeidersklasse is gebleven en haar lot deelt, de toestanden kunnen beoordelen. Dat speelt een zekere rol, maar niet de doorslaggevende rol. Maar er is iets. Dat is de onverzoenlijke haat voor de kommunisten.

Haat is altijd een oogverblindende kwaal.

Uit een soort angst voor de kommunisten, uit een soort woede voor de kommunisten, handelt men zeer dikwijls in de socialistische middens alsof wij… wij, kommunistische arbeiders en intellectuelen de werkelijke vijanden waren en alsof de vijanden niet waren de trusts van de Purfina, de Société Générale de Belgique, de mijnbarons van Ougrée-Marihay en van Cockerill en de Bankiers van Amerika.

Er is daar een soort zinsbedrog gebeurd. Uit haat of uit angst voor de kommunistische arbeiders, hebben de socialistische leiders in Frankrijk het bondgenootschap met Soustelle en met De Gaulle voorgesteld. Gelukkig dat in meer dan vijftig steden van Frankrijk, militanten, die niet de hoge verantwoordelijkheid van Mr. Mollet hebben, de zaak veel gezonder hebben ingezien en gezegd: “Die jongen, die met mij aan de draaibank staat, kan mijn vijand niet zijn. Maar die daar, die champagne drinkt met mijn baas, dat moet mijn vijand zijn. Ik kan mij onmogelijk met deze laatste verbinden tegen die jongen, die naast mij aan de draaibank staat. Dat kan ik niet. Mijn proletarisch gemoed, zelfs al ben ik niet geleerd, leert mij en bewijst mij dat ik aan de zijde van mijn kameraad moet staan, tegen de kameraad van mijn baas.”

Deze eenvoudige, kerngezonde redenering is het die bij de laatste verkiezingen in Frankrijk in meer dan vijftig steden het bondgenootschap heeft zien ontstaan tussen socialisten en kommunisten; wat de enige manier is om welstand in het land te brengen, om de fascistische avonturen te weer te gaan en om de vrede te dienen.

Ik heb u nu gezegd wat ons scheidt, wat het fundamentele verschil maakt tussen de sociaaldemocratie en wij en ik stel vast dat ik onvoldoende heb aangetoond wat ons bindt en wat ons bindt dat is dat wij ten slotte, hoe wij ook kunnen verschillen over de wegen, hoe verkeerd wij hun weg vinden en hoe verkeerd zij de onze vinden, wij ten minste tot hetzelfde doel willen geraken.

Een maatschappij waar de arbeider de macht in handen heeft. Een maatschappij waar de productiemiddelen eigendom zijn van de gemeenschap.

Een tweede iets dat ons bindt dat is dat én zij én wij arbeiders zijn. Wij zouden weliswaar ruzie kunnen maken, vooral op de dag van een verkiezing, maar ten slotte in de strijd, wanneer men aan onze bestaanszekerheid wil tornen of ons het brood uit onze mond wil nemen door onze fabrieken en onze mijnen te sluiten, dat wij dan automatisch alles vergeten, al wat wij hebben gezegd in die herberg op een verkiezingsavond. Wij zeggen: “Kameraad, luister eens, dat is uw brood en ook het mijne. Samen hé?”

Dat bindt ons en het is deze diepe, innige verbondenheid, die ontspruit en ontspruiten moet uit een totale gemeenschap van belangen en een totale gemeenschap van klassebehorigheid, indien ik mij zo mag uitdrukken.

Het is in deze eenvoudige redenering van: “Hij is een arbeider en ik ben er ene en wij moeten samen optreden”, dat de redding ligt van de arbeidersklasse van ons land, dat men op economisch gebied stilaan van de landkaart aan het vegen is. Want wanneer het met de Borinage gedaan is, dan gaat het verder in het centrum; dan begint het in Charleroi; dan begint het in Luik, waar het trouwens reeds begonnen is. Dat alles omdat het voor de kapitalisten interessanter is de zwarte te doen zweten dan de Belgische arbeider te doen zweten; omdat zij er groter belang bij hebben de Borinage kapot te maken om nieuwe dingen te kunnen opbouwen in Congo, waar de arbeiders hun loon achttien maal lager ligt dan dat van onze arbeiders.

Het is, zeg ik, in de verbondenheid tussen de arbeiders dat de redding ligt van onze klasse, van de economie van ons land en van de vrede, zonder dewelke niets van wat wij willen kan verwezenlijkt worden.

Ik vraag indien er socialistische arbeiders in de zaal zouden zijn, dat zij niets van wat ik gezegd heb kwalijk zouden nemen. Ik heb dat gesproken met een eerlijke, rechte tong en ik geloof altijd dat de beste liefde en de beste vriendschap kan ontstaan uit waarheid en niet uit leugen. Een huishouden waar mijnheer aan madame liegt en madame aan mijnheer, dat kan een tijd lang goed gaan. Doch als mijnheer ziet dat madame liegt en madame dat mijnheer liegt, dan is het uit met de liefde. Zo is het ook tussen eerlijke arbeiders. Het is niet met bloemekens op de mouw te spelden en met vleiende woorden, die men toch niet meent, waarvan dan later de valsheid maar des te schrijnender en des te erger wordt, dat men een samenwerking kan opbouwen.

Wat ik gezegd heb kwam uit een vriendschappelijk, oprecht gemoed. Ik denk dat de plaats van de socialistische arbeider, in de strijd, aan de zijde is van de kommunistische arbeiders en niet aan de zijde van het patronaat.

Aan mijn kommunistische kameraden zou ik willen zeggen, even oprecht kameraden, gij en ik, wij hebben soms zware ontgoochelingen opgelopen en dan hadden wij een kans om te zeggen: “Potverdikke, die smeerl…”. Waar of is het niet waar? Wij hebben ongelijk gehad. Wij zijn zeer dikwijls te eng en te sceptisch. Ik denk dat wij eigenlijk eensgezind voor twee moeten zijn. Ik denk dat wij, die toch fier zijn dat wij de wetenschap volgen, dat moeten bewijzen, niet door woordenkramerij en geleerd doen, maar in onze vriendschappelijke houding tegenover een arbeider die niet helemaal denkt zoals wij, maar ook een arbeider is. Ik denk dat het nadenken aan beide zijden noodzakelijk is. Een autokritiek van beide zijden noodzakelijk is en deze autokritiek en dit nadenken alleen tot gevolg kan hebben dat én socialisten én kommunisten inzien, dat ieder zijn eigen gedachte moet blijven behouden en doorvoeren. De geschiedenis zal ons leren wie gelijk heeft. Maar dat in de dagelijkse strijd, in het onmiddellijke, in hetgeen dat er nu voor ons op aankomt, onze economie redden, de werkloosheid te keer gaan, de vrede redden, dat wij daar, van nu af aan, onmiddellijk broederlijk samen, tegen de gemeenschappelijke vijand moeten optreden.

Ik dank u.


Revenir en haut de la page.